THE SEVENTEENTH CENTURY
WAer wert oprechter trou
Dan tuiTchen man en vrou
Ter werelt oit gevonden ?
Twee zielen, gloênde aen een gefmeet
Of vaft gefchakelt en verbonden
In lief en leedt.
. De bant, die 't harte bint
Der moeder aen het kint,
Gebaert met wee en finarte,
Aen haere borii met melck gevoedt,
Zoo lang gedraegen onder 't harte,
Verbint het bloet.
Noch ftercker bint de bant
Van 't paer, door hant aen hant
Verknocht, om niet te fcheiden,
Na datze jaeren lang gepaert
Een kuifch en vreedzaem leven leidden,
Gelijck van aert.
Daer zoo de liefde viel,
Smolt liefde ziel met ziel,
En hart met hart te gader.
Die liefde is fterker dan de doot.
Geen liefde koomt Godts liefde nader,
Noch is zoo groot.
Geen water blufcht dit vuur,
Het edelft, dat natuur
Ter weerelt heeft ontfteecken,
Dit is het krachtighfte ciment,
Dat harten bint, als muuren breecken
Tot puin in 't endt.
Door deeze liefde treurt
De tortelduif, gefcheurt
Van haer beminde tortel.
Zy jammert op de dorre ranck
Van eenen boom, verdrooght van wortel,
Haer leven langk.
Zoo treurt nu Aemftels vrouw
En fmilt, als fneeuw, van rou
Tot water en tot traenen.
Zy rekent Gysbrecht nu al doot,
Die om zijn ftadt en onderdaenen
Zieh geeft te bloot.
О Godt, verlicht haer kruis,
Dat zy den helt op ?t huis,
Met blijdfchap magh ontfangen,
Die tuiTchen hoop en vreeze drijft,
En zucht, en uytziet met verlangen
Waer Aemftel blijft.
Fig. no. English-bodied Roman no. 28.
Jecourraiparlavoyedetescommandemens,
quand tu aura mis mon cœur aularge. Etrnel
enfeignemoilavoyedetesflatus,& je la gar¬
derai jufques au bout. Donnemoiintelligen-
ce&jegarderaitaloi,&l'obferveraidetout
mon cœur. Achemine moi &c même к wxz
A В С D E F G H IJ К L M N О P Q R. S T U V W X Y
z^ABCFGHIKLMNOPQRSTUVW
XYZyEftffiffiiîlfififlfltTœiTçaëiounaëïo
uâêîûàèioùaéioui234f 6"7 8^o':?!.,-
Fig. in. English-bodied Roman no. 28. Resetting of part
of the type-specimen of Jacobus van de Velde, (1699).
Het doelwit der eerzucht,
zegt zeker geleerd man, is
de fteenrots der Eerzuch-
tigen.
Fig. 112. Two-line Small Pica Roman no. 29 as it appeared in
diverse specimens of the Brothers Ploos van Amstel.
Judging by Bruyn's type-specimens,1 we have three other relics of the seven¬
teenth century in our colleftion : Two-line Small Pica Italic No. 31 (fig. 114)2 with no capitals,
Pica Italic N0.32 (fig. II5),3 and Long Frimer Black Letter N0.556 (fig. 116, p. 142).
A later specimen of the Bruyn Foundry4 shows two others of our types whose
appearance is suggestive of the seventeenth century: a French Canon Roman N0.33 and
[1] See List of type-specimens Nos. 102,103,109. The letters of the sets В, С, and D are not the same as those
[2] This fount is made up with four different kinds of shown by Bruyn. All in all very little is left of the original
matrices : A. a set of the types which are identical with those material which Bruyn had.
shown in Bruyn's specimen to which belong, for instance,
к p s t w z; B. a set to which belong among others a d g h j 1
m n о r long s y; С a set containing the matrices for с i v;
and D. a set of galvanic matrices for among others b e f q u x.
[3] It is remarkably like Caslon. (H.С.)
[4] Verbeterde ¡etterproef oy Hendrik Bruyn en сотр., Amsterdam.
List of type-specimens No. 144.
I4O
TYPES FROM THE BRUYN FOUNDRY
italic N0.34 (figs. 117,118, p. 143). They are so like some types of the Voskens Foundry
that it is tempting to attribute them to the same punches ; but I think I can detect.
slight disparities, and am inclined to think that our types were independently cut,
though it is quite possible that the differences are due to replacements made in
the course of time. Ours may, in any case, have been imitations of the Voskens
types; and it is perhaps significant that the specimens of Bruyn and Voskens use
the same wording, possibly because Bruyn wished to invite his customers to say
that his work was as good as that of his older competitor.
Nademael и het kopere-plaet-fnij-
den bemindt, dat het graveerzel
met flerchwater op verfcheyde
ben, om te weten de manier die ick
gebruick; ick hebbe gedockt dat het и
niet on-aenghenaem zoude zjjn, de zelve
verklaert te fien, met alle de vrymoe-
digheydt, ende naecktheit die mijn mo-
gelijck is gheweefl, ob dat de ghenen
die zieh tot deze oeffeninge, ende tijt-
verdnjf zullen willen begeven, daer
in, van haer zelven, zoo het moghe-
lïjck is eenige toe-gangh tot de kunfl
können binden ; ende om de genen die
daer in uyt-munten te noodigen, ons mede
Fig. 114. Two-line Small Pica Italic No.31.
Tenuibus enim opulenti, opinione tantum antecellunt
Japientes vero ftultis reapje praeflant & natura, Sane
fi mea fuer it optio, bonam mentem cum Croefi fortunis
minime commutaverim. Stulti enem opibus & copiis eo
quibus aliis arroganter & Juperbe dominantur mijerrime
MB CDEFGHIfKLMNOPgRSTHJVlVrZ.
Fig. 115. Pica Italie no.32.
Resetting of its appearance in specimens of Anthonie and Hendrik Bruyn.
I4I