THE EIGHTEENTH CENTURY
No. 55 of our inventory (figs. 175,177,178, p. 201). Six years later the Bourgeois was
chosen by Izaak and Johannes Enschedé for their newspaper (fig. 176, p. 202). As I
said at the beginning of this chapter, a punchcutter-typefounder of the eighteenth
century needed qualities that had not been required for his predecessors : aptitude
for business was essential. Fleischman, by nature and training a craftsman, or, if you
will, an artist, had none of it. Wetstein's suggestion had been amistake, and no doubt,
he was the first to admit it. Accordingly, he offered to relieve the unfortunate man
1Г
Ж В JE Ж I С M T
TOT DE
E E R S T E CLASSE
DER
DAG-TLIIBEI
9
О F
Körte befcbryving der Kentekenen, -waardoor de Rupsen, Poppen
en Vlinders dezer Claffe van alle overigen te
• onderfcheìden zyn.
§• 1.
et is genoegzaam bekend, dat de alleroudfte Natuurkundigen
het geheele Ryk der Dieren reets in eenige Hoofd-ClaíTen, en
deze naderhand weder in verfcheide Onder-Claffen verdeeld
hebben. Dit was 00k inderdaad van eene onvermydelyke nood-
zaakelykheid, zo dra men het onderzoek der natuurlyke ei-
genfchappen in levende fchepzelen als eene Weetenfchap begon te hand-
haaven, byaldien men een goeden voortgang hier in zou verwachten. Myn
tegenwoordig voorneemen brengt het niet mede, en de enge paalen, welken
ik my voorgefchreeven hebbe, zouden 00k niet gedoogen, de menigvul-
dige grooter en kleiner Clanen, waar in alleenlyk de Infe&en (om van an¬
dere Dieren niet te fpreeken) verdeeld worden, hier in eene daar toe naar
orde gefchikte lyil t' zamen te breiigen. Ik kan zulks tegenwoordig 00k des
te gevoeglyker nalaaten, aangezien ik beflooten hebbe zulks naderhand in
eene Algemeene Inleiding tot de Hiflorie der Infe&en te doen. Dienvolgens
zal ik thans alleen de beweegreden melden, waarom ik de Iníeéten, in
deze Claffe voorkomende, te zamengebragt, en dezelve van de overige
Dag-Vlinders afgezonderd hebbe.
A §. 2.
Fig. 165. English-bodied Roman No. 50, cut by Fleischman in 1732.
Resetting of a page of A. J. Rosei van Rosenhof, De natuurlyfee historie der insecten,
Haarlem, Amsterdam, С. H. Bohn and H. de Wit, с. 1765, printed at Haarlem by С H. Bohn.
I98
NATUURLYKE HISTORIE van HOLLAND.
VAN
HOLLAND.
EERSTE HOOFDSTUK.
Bevattende eene Geographifche befchryving van
Zuid-Holland, zo veel nodig is tot de Na¬
tuurlyke Historie van dat Land.
Auguftyn Romyn, num. 2.
Commentateurs d'Ariílote auroit tout au¬
trement répondu à la queffion de l'Impéra¬
trice, que ne fît Pierre de Damien. Il au-
roit foutenu que le bien public demande &
qu'en cette aciion là, autant & plus qu'en
aucune autre, 13 467 8 9 о r, t [f] * J ? )
ABCDEFGHJKLMNOP '
о^тиѵѵ^хугж
ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZfi
Fig. 168. English-bodied Roman no. 50. Resetting of part of
the type-specimen of H. F. Wetstein, с. 1742, reissued in
1743 by Izaak and Johannes Enschedé.
vereemgd te hebben ; en deeze allen, ein- de
delyk, onder één Hoofd gebragt zynde, STRAN
hebben vervolgens gezamentlyk den DEN'
naam van waar de Stranden * allengs
breeder worden; fchoon 'er hier en daar,
door het zeewater, inwellingen zyn.
Vervolgens blyft het Strand veelal van
eene gelyke gedaante, en loopt van Pet-
ten, längs Egmond aan Zee, Wyk aan
Zee, Zandvoort, Noordwyk aan Zee,
Katwyk aan Zee, Berkhey, Schevelin-
gen, 's Gravenzand, Ter Heide en zoo
voorts, tot aan den Hoek van Holland,
daar de uitloop der Maaze is; en het
Strand van Holland,binnen de uitloopen
van de Maaze en Zuiderzee, eindigt.
Alle deeze Stranden en Duinen zyn
den flag van de openbaare Zee onder-
hevig; en op veele plaatzen neemen ze,
by ftormweêr en 't verloopen der ban-
ken, toe of af : zelfs gebeurt het wel by
hooge Vloeden, dat 'er geheele Duinen
in de Zee verzwolgen worden; waar van
ik boven reeds gewag gemaakt heb;
meldende, hoe veel de Schevelinger- en
Katwyker Duinen daar by verlooren
hebben.Ookishetaanmerkelykdatmen,
op een verren afftand van de Zee, in
Holland, Duinen vind; gelyk by Lisfe,
Hillegom, het Huis ten Deil, enz. dat
men naastdenkelyk aan 't overftuiven
Q 3 heeft
Augustyn Romein №. 4.
Quid eft enim libertas? poteftas viven¬
di, ut velis. Quis igitur vivit, ut vult,
nifi qui reéla fequitur, qui gaudet officio,
cui vivendi via confiderata, atque provifa
eft? qui legibus quidem non propter me-
tum paret, fed eas fequitur, atque colit,
quia id falutare maxime effe judicat: qui
nihil dicit, nihil facit, nihil cogitat deni-
que, nifi libenter, ac libere: cujus om¬
nia confilia, resque omnes, quas gerit, ab
ipfo proficifcuntur, eodemque feruntur:
nee eft ulla res, quae plus apud eum polleat,
quam ipfius voluntas atque judicium: cui
quidem etiam (quae vim habere maximam
dicitur) Fortuna ipfa cedit: ficut fapiens
poeta dixit; Suis ea cuiquefmgitur moribus.
J. M. Fleiichman fculpfit. 1732.
Fig. 169. English-bodied Roman no. 50. Resetting of part of
the type-specimen of Joh. Enschedé en Zoonen, 1806.
^i#f%0LLAND, oudtyds bepaalde- Zulu¬
s' TT ft hyk de naam van een Dorp of H0L"
Ъ H С^ Л7-1 1 -1-1 LAND
¿Г s Vlek, zoo men wil, m den
%W^ DordregtfchenlVaardgelegen,
komt niet, voor het afloopen
der elfde eeuwe, voor, als de benaaming
van een Graaffchap; dat zig, in die da-
gen,naarfommiger gedagten, niet wyder
uitbreidde, dan deDordregtfche Waard.
Met dit Graaffchap, 't zy dan van eene
mindere of meerdere uitgebreidheid,
(want hier op ftaan te blyven beant-
woord niet aan de natuur van myn ont-
werp,) fehynen zig van tyd tot tyd
andere nabuurige Landen en Graaf-
fchappen, längs verfchillende wegen,
С 4 vereenigd
Fig. 166/167. English-bodied Roman no. 50, cut by Fleischman. Resetting of two pages of J. le Francq van Berkhey,
Natutirlijlie Historie van Holland, Amsterdam, Yntema and Tieboel, 1769.
This work was originally set in Pica Roman no. 790, cut by J.-F. Rosart.
I99